Oriëntatieproblemen

Wie ben ik? Waar ben ik? Waar ligt mijn been? Welk jaar is het, welke dag en welk uur? Hoe lang doe ik er over om...? Waar zijn de voorwerpen en objecten om me heen en hoever liggen ze van elkaar af?? Waar is de deur? Wat zijn dat voor dingen /voorwerpen? Niet elk voorbeeld komt bij één en dezelfde persoon voor.

Bij mensen met hersenletsel, maar bijvoorbeeld ook bij verschillende vormen van dementie kunnen problemen met de oriëntatie optreden.

Er bestaan meerdere soorten problemen met de oriëntatie die zich niet allen bij één persoon hoeven voor te doen:

  • oriëntatie in tijd
  • oriëntatie in persoon
  • oriëntatie in plaats
  • oriëntatie in ruimte
  • oriëntatie tot objecten.


Voorbeelden zijn:
In tijd: Iemand weet niet goed welke datum het is, of kan moeite hebben met het inschatten van tijd, seizoen of welke dag van de week het is. Soms is er alleen een verstoord tijdsbesef. De innerlijke klok is verstoord. Iemand weet heel goed de begrippen volgende week of over een uur, maar kan niet goed meer aanvoelen hoe lang dat duurt.

Dat heeft invloed op allerlei aspecten van het leven, denk aan maaltijden bereiden; kan je wel even weglopen bij een pannetje? Hoe schat je de reistijd in? Hoe laat spreek je af en hoeveel tijd heb je dan nodig om op de afgesproken plek te komen? Waarom duurt het zo lang voordat de dokter terugbelt?
Hoe lang kan ik nog even op bed liggen om te rusten? Sommige mensen met een verstoord tijdsbesef komen na drie minuten op bed gelegen te hebben al weer uit bed van een middagrust. Het 'moe-gevoel' is er altijd en bleek geen indicator.
We hebben een speciale pagina geschreven over de stoornis in tijdsbesef, wat zich soms heel subtiel uiten kan. (Hoe laat is het en van welke dag?)

In persoon: Iemand weet niet goed meer wie hij of zijzelf is, of weet de leeftijd niet meer van zichzelf, of weet de geboortedatum niet goed meer. Er vindt een verlies van zichzelf plaats dat een onwerkelijk gevoel kan geven. (Wie ben ik?)

In plaats: De ruimtelijke oriëntatie kan slechter zijn door het hersenletsel: iemand weet de weg naar huis niet meer precies. Die persoon kan moeite hebben met het vinden van de plaats, de weg of een route door een gebouw. Het is voor de persoon niet mogelijk om zelf een aanknopingspunt te vinden om de weg terug te vinden.
We zullen dit probleem uitwerken op deze pagina onder het kopje navigatieproblemen. (Waar ben ik en hoe kom ik daar en daar ?)


In ruimte:

Ruimtelijke functies is niet één functiedomein. Het omvat waarneming, aandacht, geheugen, acties en handelingen.

Ruimtelijke cognitie omvat:
1) Beseft de persoon waar hij of zij is, en is er een juiste oriëntatie ten opzichte van de eigen lichaamsdelen?
2) Waar ervaart de persoon belangrijke voorwerpen in de omgeving, in relatie tot zichzelf?
3) Waar bevinden deze voorwerpen zich in relatie tot elkaar?
4) Wat ervaart de persoon dat hij of zij met deze voorwerpen moet doen?
5) Hoe moet hij of zij dit doen?
Neglect (visuele inattentie) is ook een vorm van een ruimtelijk oriëntatieprobleem. Iemand neemt verminderd waar of is zich minder bewust van wat aan één kant van het lichaam of omgeving gebeurt. Er is niets mis met de ogen maar de hersenen verwerken niet goed wat er aan één kant van het lichaam gebeurt.

 

Tot objecten: Zich bewust zijn van objecten en de eigenschappen van objecten. Denk bijvoorbeeld aan visuele agnosie. Voorbeeld: iemand ziet wel een voorwerp liggen maar weet niet of het een afstandsbediening is, of een telefoon of een keukenattribuut. Iemand beseft na een beroerte niet wat dat zwarte ding schuin voor en boven zijn hoofd is (de televisie). (Wat is dat?)

Korte url van navigatieproblemen = https://cutt.ly/POIp6eA

Navigatieproblemen

Uit onderzoek in 2017 is gebleken dat een derde van de mensen na een beroerte navigatieproblemen ontwikkelt.
Dat kan betekenen dat iemand na het hersenletsel moeite heeft met het aanleren van nieuwe routes, maar ook dat iemand de weg kwijt kan raken in de buurt waar diegene bijvoorbeeld al jaren woont.
Een ander voorbeeld is de weg kwijtraken in een gebouw als de revalidatiekliniek of het ziekenhuis.

Jaarlijks hebben tienduizenden nieuwe mensen met een hersenletsel te maken met deze problemen.
Deze navigatiestoornis beperkt mensen ernstig in hun mobiliteit.

Sommige mensen hebben hun rijlessen op moeten geven vanwege dit probleem. In de auto moet je sneller beslissen welke richting je uit gaat, maar het verkeer kan zo complex zijn dat navigeren extra moeilijk is.

Rijden of wandelen door de eigen buurt hoeft niet altijd problemen op te leveren, maar als iemand iets verder weg moet, zal diegene zich goed moeten voorbereiden hoe hij of zij er komt, en meer de tijd moeten nemen om van A naar B te rijden of te lopen. De kans op verdwalen wordt dan ingecalculeerd in de reistijd.

Op de fiets kan iemand ook problemen tegenkomen, denk bijvoorbeeld aan het feit dat de weg opgebroken kan zijn, of er is een omleiding vanwege een ongeluk dat gebeurd is.

Als iemand moe is, overprikkeld is, of als de temperatuur te warm is, kunnen deze problemen ook optreden bij mensen met hersenletsel die normaal gesproken wel de weg kunnen vinden.

Verkeerde diagnose

Neuropsycholoog Michiel Claessen die het onderzoek naar navigatieproblemen na een milde beroerte uitvoerde, vertelt: "Door het niet herkennen van navigatieproblemen of een verkeerde diagnose duurt het veel langer voordat mensen daadwerkelijk de juiste behandeling krijgen.” 

Allereerst kan het hersenletsel niet gediagnosticeerd zijn geweest, gemist als het ware. Dat gebeurt veel mensen, bijvoorbeeld als het letsel niet zichtbaar was op een scan, of als een TIA toch een herseninfarct bleek, of als iemand na een val thuis de klachten even aan wilde zien en niet naar de spoedeisende hulp ging. De voorbeelden zijn legio.
Ten tweede wordt het probleem van oriëntatieproblemen niet altijd goed herkend.

Er zijn mensen met hersenletsel die een diagnose kregen van een paniekstoornis, maar waar de paniek alleen een gevolg was, omdat diegene de routes niet meer goed kon overzien en daardoor de weg kwijtraakte.

Testen

Door samenwerking tussen het UMC Utrecht en Revalidatie centrum De Hoogstraat kunnen navigatieproblemen niet alleen herkend, maar ook aangepakt worden.

Middels een vragenlijst 'Wayfinding questionnaire' kan gekeken worden of er navigatieproblemen spelen en met de 'Virtueel Tübingen test' kan worden onderzocht van welke aard die problemen zijn.

Mensen kunnen namelijk twee soorten navigatiestrategieën gebruiken. Sommigen gebruiken alle twee:

  • Mensen die als navigatiepunt zich zelf als middelpunt van de ruimte beschouwen en van daaruit naar de omgeving kijken, om bijvoorbeeld herkenbare gebouwen of markante plekken in zich op te nemen. Van daaruit weten ze of ze links of rechts moeten afslaan (egocentrische strategie).
    Voorbeeld: "bij de bakker linksaf, bij het rode torentje rechtdoor en bij het voetbalpleintje rechts dan kom ik uit bij de markt."

  • Mensen die als navigatiepunt een vorm van helikopterblik hanteren. Dat wil zeggen dat zij een mentale plattegrond van de omgeving voor zich zien in hun geest (allocentrische strategie).
    Voorbeeld: "als ik nu naar links draai dan moet ik uitkomen bij de rotonde en dan moet ik ergens naar rechts".
    Dit is een abstractere manier van navigeren maar wel een flexibelere manier. Denk maar aan het feit dat als er een wegopbreking is, iemand dan al weet dat hij nog een stukje verderop naar links moet, en dan weer een stukje terug naar links om op hetzelfde punt uit te komen.

 

Welke navigatiestrategie gebruik jij?

Hieronder laten we de Virtueel Tübingen test zien. Het filmpje heeft geen gesproken tekst, alleen muziek. Dat muziekje kan je uitzetten.
Ga eerst maar eens kijken. Na het filmpje stellen we een paar vragen.

Als je deze test gedaan hebt bij een neuropsycholoog krijg je allerlei vragen over die route. Voorbeelden:
Wat heb je gezien tijdens de tocht? Heb je een Bierstube, kerk of bakkerij gezien? Welke afslagen werden er genomen? De persoon die getest wordt krijgt verschillende afbeeldingen te zien van de route van het filmpje en die moeten in de juiste volgorde gelegd worden.
De antwoorden op die vragen en de volgorde van de afbeeldingen geven vervolgens een beeld van de strategie die gebruikt wordt om routes te verwerken en te onthouden.

Ging je aan het einde van deze straat naar links of rechts of rechtdoor?

Compenseren

Michiel Claessen zegt in een interview met de Kennis van NU: "Zodra je weet wat de sterke en zwakke punten van een patiënt zijn, dus welke strategie het beste functioneert, kun je bewust gaan oefenen met datgene wat nog wel goed gaat.
Als egocentrisch navigeren nog best goed gaat, kun je die strategie gaan versterken. Eerst in een virtuele omgeving en later gewoon buiten op straat. Bovendien vinden mensen het vaak al heel prettig om te weten waar de problemen vandaan komen en handvatten te krijgen om ermee om te gaan. Ze krijgen meer zelfvertrouwen en durven weer op pad te gaan.”

De therapie gaat dus uit van iemands vaardigheden die (relatief) goed behouden zijn en houdt rekening met vaardigheden die zwakker geworden zijn. Iemand wordt geleerd om de sterke punten optimaler in te zetten.

Luisterfragment over: Verdwaald na een beroerte, op bezoek bij een patiënt

Hersenen

Heel eenvoudig gezegd is een heel aantal hersengebieden betrokken bij ruimtelijke oriëntatie, onder andere bij het vinden van de weg.
Daar zijn ook verschillende functies bij nodig als zien (visuele functie) wat er in de omgeving te zien is. Het kunnen opslaan in het brein hoe een route verloopt en die kunnen blijven herinneren (werkgeheugen). Ook speelt het kunnen plannen van een route een rol en als maar één factor uitvalt door letsel in dat specifieke gebied, of in het uitgebreide neurale netwerk, dan kan het navigeren al moeilijker worden.

 

De gebieden die in de hersenen nodig zijn om de weg te vinden en de onderlinge verbindingen in een heel netwerk van zenuwbanen, beslaan bijna de helft van het brein.

  • De parietaal-kwab-wandbeenkwab
    Door de pariëtale kwab wordt ons ook bijvoorbeeld verteld welke kant boven is; het is onze ruimtelijke oriëntatie.
  • De hippocampus of zeepaardje is betrokken bij het opslaan van nieuwe herinneringen en staat bekend als de opslagplaats voor het langetermijngeheugen.

  • De fornix verzendt geheugensteuntjes van de hippocampus naar diepere hersengebieden. Het is betrokken bij leerprocessen, geheugen en  ruimtelijke oriëntatie.

  • De frontaalkwab is betrokken bij planning. De hersenschors aan de voorkant van de frontaalkwab (prefrontale cortex) is van vitaal belang voor het werkgeheugen.

  • De occipitaalkwab- achterhoofdkwab is o.a. betrokken bij visuele functies.

Hulpmiddelen

Mogelijk kunnen navigatie apps of fietscomputers de mensen met dit probleem (deels) helpen:

fietsjpg.jpg miojpg.jpgwahoojpg-1.jpg

Er bestaan ook dwaaldetectie hulpmiddelen, de zogenaamde GPS trackers die iemand anders kunnen laten weten waar je bent.

Bronnen:
Hersenletsel-uitleg
Michiel Claessen (2017) 'Lost after stroke: Theory, assessment, and rehabilitation of navigation impairment
https://www.dekennisvannu.nl/site/artikel/Verdwaald-na-een-beroerte/9137 
navigatiemoeilijkheden

Verkorte url van deze pagina:

1) Waar ben ik, en wat is de oriëntatie van mijn lichaamsdelen?
2) Waar zijn belangrijke voorwerpen in de omgeving in relatie tot mijzelf?
3) Waar bevinden deze voorwerpen zich in relatie tot elkaar?
4) Wat moet ik met deze voorwerpen doen? 5) Hoe moet ik dit doen?